Wat is motorische onrust?
Sommige kinderen zijn onrustig omdat ze een manier zoeken om focus te houden. In dit geval is het onrustig of beweeglijk zijn een middel om de alertheid te vergroten. Bij andere kinderen kan het een motorisch probleem zijn. Deze kinderen zijn motorisch onhandiger en kunnen een ontwikkelingsstoornis hebben op het gebied van de coördinatie van het bewegen. De fijne motoriek speelt een grote rol bij het aanleren van veel schoolse vaardigheden. Is de fijne motoriek te weinig ontwikkeld, dan kan dit een probleem zijn voor kinderen die naar groep drie gaan, waar ze die motoriek nodig hebben om te gaan leren schrijven en om mee te komen met de gymles en leeftijdsgenoten. Lees in de volgende blog over motorisch onhandig zijn en over wanneer een kind naar groep drie kan.
Motorische onrust
Kinderen met motorische onrust kunnen thuis niet aan tafel blijven zitten bij het eten, hebben op school moeite met het blijven zitten op de stoel, zijn met andere dingen bezig dan waar de focus eigenlijk moet liggen. Opdrachten worden verkeerd of niet uitgevoerd omdat ze niet precies weten wat ze moeten doen omdat ze de uitleg gemist hebben. Motorische onrust komt van binnenuit of buitenaf. Wat deze kinderen zien of horen leidt af en zal gefilterd moeten worden vanbinnen. Hoe zich dit uit en in welke mate, verschilt per kind. Wat ze gemeen hebben is dat bewegen een manier is om de focus te houden en de alertheid te vergroten. Kinderen met veel motorische onrust kunnen hun onrust kwijt in buitenspelen of sport.
Wat doet de kinderfysiotherapeut?
De kinderfysiotherapeut zal kijken wat de oorzaak is van de onrust die het kind heeft. Op school zou een wiebelkussen of op iets kauwen (zonder dat anderen er last van hebben), kunnen helpen. De kinderfysiotherapeut zal navragen hoe activiteiten gaan zoals bijvoorbeeld het aankleden. Waar kleedt het kind zich bijvoorbeeld aan? In een rustige omgeving als de slaapkamer of in de woonkamer, waar het kind afgeleid kan zijn door anderen of een tv.
De fysiotherapeut zal de taakaanpak structuren door het kind bepaalde stappen aan te leren. De volgende stappen zijn daarbij belangrijk:
1. Wat ga je doen?
2. Hoe ga je het doen?
3. Aan de slag!
4. Hoe ging het?
5. Hoe ga je dit anders doen?
Heeft het kind moeite om prikkels te reguleren? Welke prikkels zijn dit? De kinderfysiotherapeut laat het kind ontdekken wat voor het kind werkt om met prikkels om te gaan en zorgt ervoor dat het kind die prikkels kan reguleren. Voor onrustige kleuters is het fijn als ze flink springen en stampen met hun voeten na het buitenspelen. Niet alleen het zand gaat er dan af, maar ze kunnen daarna ook weer rustig naar de klas lopen.
Oudere kinderen kunnen aan het eind van de pauze een extra rondje op het plein rennen of lekker aan het klimrek hangen voor ze weer naar binnen gaan en stil moeten zitten om op te moeten letten. Een zware stapel schriften uitdelen of koffie halen voor de juf is voor sommige kinderen ook prettig om te doen.
Is het kind zich niet bewust van de stand of standsveranderingen van het lichaam (minder goede propriocepcis)? Is er sprake van een vorm van autisme? Of durft een kind niet mee te doen met voetbal? Dan is het nodig om te kijken naar wat het kind wel kan. Het is belangrijk dat het kind zelfvertrouwen leert krijgen. Als het zelfvertrouwen laag is, heeft dit effect op de taken die het kind in de klas doet. Het kind zal bepaalde taken omzeilen om ze niet te hoeven doen. Het niet kunnen van dingen kan de onrust weer versterken. Het is belangrijk dat ouders daar ook inzicht in krijgen en erop inspelen.
Als een bepaalde aanpak niet werkt, zal er breder gekeken worden naar het gedrag (cognitie) of een andere reden waarom de motorische onrust een andere benadering nodig heeft.
