De fijne motoriek speelt een grote rol bij het aanleren van veel schoolse vaardigheden. Is de fijne motoriek te weinig ontwikkeld, dan kan dit een probleem zijn voor kinderen die naar groep drie gaan, waar ze die motoriek nodig hebben om te gaan leren schrijven en om mee te komen met de gymles en leeftijdsgenoten.
Wanneer kan een kind naar groep drie?
Sociaal emotioneel. Natuurlijk moet een kind er sociaal emotioneel aan toe zijn om naar groep drie te kunnen gaan. Ze moeten zich tenminste tien minuten kunnen concentreren op een taak die wat moeilijker of wat minder leuk is. Ze moeten enigszins zelfstandig met een taak aan de slag kunnen na een instructie, het kind moet weerbaar zijn en enig zelfvertrouwen hebben. Verder moet het kind in groep drie in staat zijn zich verstaanbaar te maken en iets kunnen vertellen en ook kunnen luisteren, begrijpen en onthouden.
Fijne motoriek. Naast het sociaal emotionele gedeelte zal een kind er qua fijne motoriek aan toe moeten zijn. Er kan een leeftijdsverschil zijn tussen de kinderen omdat de het ene kind een vroege leerling en de ander een late leerling kan zijn. Zo kan het voor kinderen fijn zijn, om voordat ze naar groep drie gaan de pengreep al te oefenen. Het is belangrijk dat de fijne motoriek al goed ontwikkeld is. Dit betekent dat het kind met zijn vingers en handen precieze werkjes kan doen zoals binnen lijntjes kleuren, knippen, prikken en kralen rijgen. De fijne motoriek kan verder spelenderwijs uitgebouwd worden.
Wat doet de kinderfysiotherapeut?
Mocht tijdens groep twee of in de loop van groep drie blijken dat een kind niet goed mee komt op het gebied van de fijne motoriek dan kan kinderfysiotherapie hierbij helpen. De kinderfysiotherapeut zal bij de intake bespreken wat het probleem is voor het kind of wat de ouders of de leerkracht constateert. Door middel van een onderzoek, waarin het kind geobserveerd wordt en waarin verschillende testen worden gedaan, zal uitgezocht worden waar het (motorische) probleem ligt. Aan de hand van deze analyse zal via behandeling worden ingegaan op de hulpvraag of het probleem. Denk hierbij aan voorbereidende schrijfoefeningen, fijne motorische taken (bijvoorbeeld knippen en vouwen), het verfijnen van een dynamische pengreep en het aanleren van de juiste motorische programma’s van de letters.
Bron:
Empelen, R. & Nijhuis- van der Sanden R. & Hartman, A. (2013). Kinderfysiotherapie (3e druk). Amsterdam: Reeed Business Education.